Bijsluiter Caninsulin (duitstalig + vertaling)

Alle informatie over insuline en het gebruik ervan!
Gesloten
Gebruikersavatar
Jeanne
...VETERINAIR... ....DIABETES..... ...CONSULENT...
...VETERINAIR... ....DIABETES..... ...CONSULENT...
Berichten: 16264
Lid geworden op: 18 sep 2005, 12:33
Locatie: Almelo - Mickey is over de Regenboogbrug maar kreeg ruim 8 jaar Caninsulin.
Contacteer:

Bijsluiter Caninsulin (duitstalig + vertaling)

Bericht door Jeanne »

Uitgebreide bijsluiter van de Duitse Intervet site. (voor wie het Duits machtig is)

De Nederlandse vertaling van de Duitse bijsluiter (door Ans)

(Uit de Duitse ” Gebrauchsinformation” van Intervet Deutschland GmbH, Feldstraβe 1a, 85716 Unterschleiβheim)

GEBRUIKSINFORMATIE

Caninsulin®
werkzame stof: zink-insuline van het varken
voor dieren : honden en katten

Samenstelling
1 ml injectievloeistof bevat
medicinaal werkzame stof: insuline 40 i.e. : 1,38 mg
(70% kristallijne en 30 % amorfe zink-insuline van het varken

werkzame bestanddelen:
zinkchloride 0,122 mg
methyl-4-hydroxybenzoaat als conserveringsmiddel 1,00 mg

verkrijgbaar in
doosje van 5 x 2,5 ml, 10 x 2,5 ml of 1 x 10 ml

Contra-indicaties:
Overgevoeligheid voor bestanddelen van het preparaat
Toepassing bij initiële behandeling van een zware, acute diabetes met ketoacidose

Voorzichtigheid geboden bij het gebruik!
Om goede behandelingsresultaten te verkrijgen, moet in samenspraak met de eigenaar van het dier een voedingsplan opgesteld worden, dat strikt moet worden toegepast. Er moet bovendien voor gezorgd worden, dat de patiënt aan een minimum aan extra stress en onregelmatige, extra lichamelijke belasting blootgesteld wordt.

Ovariohysterectomie moet overwogen worden. Bij drachtigheid en zogen is op grond van een veranderde stofwisselingssituatie een nauwkeurige bewaking van het dier en eventueel een dosis-aanspassing noodzakelijk.

Nadat de dagelijks noodzakelijke onderhoudsdosis is vastgesteld, moet de suikerspiegel regelmatig gecontroleerd worden. Wordt een teststripje gebruikt, kan dat door de eigenaar van het dier zelf gedaan worden.

Men moet uitsluitend steriel injectiemateriaal gebruikt worden. Het gebruik van wegwerp-spuiten die na elk gebruik weggegooid worden, is aan te raden. De injectieplaats moet schoon en droog zijn.

Bij onverhoedse zelf-injectie moet onmiddellijk een arts geraadpleegd worden en aan de behandelende arts de bijsluiter of het etiket worden getoond.

Wisselwerking met andere middelen:
Corticosteroïden en gestagenen (voor tijdelijke of permanente onderdrukking van de loops-/krolsheid verminderen het vermogen om de bloedsuikerspiegel te verlagen.

Veranderingen in voedingspatroon en lichamelijke inspanning kunnen de insulinebehoefte veranderen.


Dosering:


Voor de kat:
Bij katten moet Caninsulin 2 x daags met tussenpozen van 12 uur worden toegediend.
Samenstelling en dagelijkse hoeveelheid opgenomen voer moeten constant zijn. De noodzakelijke insuline-dosis is afhankelijk van eigen insuline-produktie, die d.m.v. herhaalde bloedsuikerbepaling verkregen kan worden. Deze dosis is dus voor elke patiënt verschillend.
Bij een basale bloedsuikerwaarde van meer dan 20 mmol/l bedraagt de aanvangsdosis twee maal daags 0.5 i.e. per kg lichaamsgewicht. Bij een basale bloedsuikerwaarde van minder dan 20 mmol/l bedraagt de aanvangsdosis tweemaal daags 0,25 i.e. per kg lichaamsgewicht.

Glucose-concentratie in het bloed Caninsulin-dosis
< 20 mmol/l 0,25 i.e./klg
> 20 mmol/l 0,5 i.e./klg

De instellings- en onderhouds-dosis moet bepaald worden door aanpassing van de hoeveelheid caninsulin aan de resultaten van de reeks suikerspiegel-waarden.
Aanpassingen van de dosering mogen slechts met tussenpozen van minstens 3 tot 4 dagen plaatsvinden en telkens met maximaal 1 i.e. per injectie

Vanwege de dagelijks variërende reactie van de bloedsuiker-waarde op en en de in de loop van de tijd veranderende gevoeligheid voor insuline, worden grotere of frekwentere doseringsverhogingen niet aanbevolen.

Onderhoudsfase:
Is de onderhouds-dosering vastgesteld en de kat stabiel ingesteld, moet een programma voor de langere termijn ontwikkeld worden. Dat betekent de bewaking van de patiënt om onder- of over-dosering van caninsulin op te merken en eventueel de dosis opnieuw in te stellen.
Een zorgvuldige instelling en bewaking tijdens de onderhouds-fase kunnen helpen, de chronische problemen, die aan diabetes verbonden zijn, (bijvoorbeeld leververvetting bij katten) te beperken.

Doel moet het zijn om suikerzieke dieren zó in te stellen, dat de klinische symptomen van de diabetes verminderen of verdwijnen en hypo’s (vooral bij katten) tot een minimum beperkt blijven.
Bij bloedsuikerwaarden tussen 5 en 17 mmol/l wordt een normaal lichaamsgewicht bereikt c.q. behouden en symptomen als polydipsie (veelvuldig drinken), polyurie (veelvuldig plassen) en polyphagie (verhoogde voedselopname) verminderen of verdwijnen.
Bij katten is een remissie (verdwijnen van de klinische diabetes) mogelijk.

Het is zinvol voor de eigenaar van het dier om de gezondheidstoestand te bewaken en bij te houden (inclusief het gedrag, de vocht- en voedsel-opname en het suikergehalte in de urine ). De dierenarts moet de patiënt elke 3 tot 6 maanden (bij problemen vaker) onderzoeken, de bloedsuikerwaarde bepalen en de aantekeningen van de eigenaar beoordelen.
Een bepaling van de fructosamine-concentratie kan eveneens nuttig zijn. Rekening houdend met alle informatie, worden doseringen door de dierenarts aangepast.

Voor een adequate bewaking tijdens de onderhoudsfase door de eigenaar, is het belangrijk, dat deze de klinische symptomen van een lage of hoge bloedsuikerwaarde (hypo- c.q. hyperglycaemie) herkent.

Een sterk verhoogde urine-uitscheiding, vocht- of voedsel-opname (polyurie, polydipsie en polphagie), samen met gewichtsverlies, slechte algemene conditie, haarverlies of opvallend dunne vacht, zowel als slaperigheid zijn de meest voorkomende symptomen van een hyper-glycaemie. Zij maken toediening van insuline, c.q. aanpassing van de dosering noodzakelijk , om zodoende de bloedsuikerwaarde weer op het normale niveau te brengen.

Aanwijzingen in geval van over-dosering:
Werd een te hoge dosis caninsulin toegediend, kan een zware hypo-glycaemische toestand ontstaan. Symptomen daarvan zijn matheid, sufheid, stuiptrekkingen en in zware gevallen coma. In zo’n geval is de orale of parenterale (buiten het maag-darm-kanaal om) toediening van glucose noodzakelijk. Een voldoende hoeveelheid daarvan moet de eigenaar voorhanden hebben.

Aanwijzingen in geval de toediening van caninsulin achterwege is gebleven en de ongewenste gevolgen van het stoppen met de toediening:
Werd een te lage dosis caninsulin toegediend of een dosis vergeten, moet in ieder geval een dierenarts worden geraadpleegd. De da zal overeenkomstig de toestand van het dier, zijn eet-gedrag en de bss, de dosis en de doserings-intervallen aanpassen.
Diabetes mellitus moet in de regel levenslang behandeld worden. Onderbreking of beëindiging moet uitsluitend op advies van de da plaats vinden.

Bijwerkingen:
Hypoglycaemische toestanden (zwakte, vermoeidheid, wankelen, onrust, kramp-aanvallen, collaps).
Indien u een bijwerking bij uw dier vaststelt, die niet in de bijsluiter genoemd is, dient u dit aan uw dierenarts of apotheker te melden.

Aanwijzing:
Niet bij dieren toepassen, die dienen voor de produktie van levensmiddelen!

Houdbaarheid:
Caninsulin is, na aanprikken van de flacon, 28 dagen houdbaar bij een bewaartemperatuur van onder de 25°. Bewaren bij 2 tot 8° C. Niet laten bevriezen. In het donker in het karton bewaren. Het middel na afloop van de vervaldatum niet meer gebruiken.

Bijzondere maatregelen bij het verwijderen van niet-gebruikte medicijnen:
Niet-gebruikte (veterinaire) medicijnen dienen bij voorkeur bij verzamel-depots voor chemisch afval te worden afgegeven. Indien ze met het huishoudelijk afval worden weggegooid, moet men er zich van vergewissen, dat er geen misbruik van kan worden gemaakt. (Veterinaire) medicijnen mogen niet met het afvalwater worden worden weggegooid.

Datum van deze bijsluiter: september 2005
INTERVET Great Company for pets
Gesloten